Jeremiah 49

1Tegen de kinderen Ammons zegt de Heere alzo: Heeft dan Israël geen kinderen? Heeft hij geen erfgenaam? Waarom is dan Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont zijn volk in deszelfs steden?
 de kinderen Ammons Vergelijk Eze 21:28 , en Eze 25:2 ; Amo 1:13 ; Zep 2:8-9 .
,
 kinderen? Dat Ammon dus zijn land bezit, alsof hij erfgenaam daarvan ware? wil de Heere zeggen.
,
 Malcham erfgenaam Of, hunlieder Melech, versta, der Ammonieten afgod, anders genoemd Milcom en Molech, Lev 18:21 , en 1Ki 11:5 , 1Ki 11:7 . Zie aldaar, en vergelijk boven Jer 48:7 , en onder vs.3, en Jdg 11:24 . Sommigen zetten het over: hun koning, te weten der Ammonieten, dat men ook van den afgod kan verstaan, want zij noemden hunne afgoden hunne koningen. Vergelijk Eze 43:7 ; Amo 5:26 , met de aantekening.
,
 Gad, Dat is, het land, dat den stam van Gad van God door Mozes was toebedeeld en ingegeven. Zie Num 32:33-34 ; Deu 3:12 , Deu 3:16 . Vergelijk de manier van spreken met Jdg 11:23-24 , en hier in vs.2.
,
 zijn volk Van den afgod Malcom. Vergelijk boven Jer 48:46 .
,
 deszelfs steden? Namelijk Gads steden, gelijk als de Moabieten de rest hadden ingenomen. Zie boven Jer 48:21 .
2Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten hoop worden, en haar onderhorige plaatsen zullen met vuur aangestoken worden; en Israël zal erven degenen, die hem geërfd hadden, zegt de Heere.
 Rabba der kinderen Ammons De hoofdstad der Ammonieten. Zie 2Sa 11:1 , en 2Sa 12:29-31 ; idem Amo 1:14 .
,
 krijgsgeschrei zal doen horen, Versta, een veldgeschrei van krijgslieden, of een trompetten of bazuinengeklank.
,
 woesten hoop worden, Hebreeuws, hoop der verwoesting; dat is, Rabba zal overhoop liggen als een steenhoop; vergelijk Deu 13:16 .
,
 onderhorige plaatsen Hebreeuws, dochters; dat is, de kleine steden en dorpen, die onder haar behoren of sorteren. Zie 2Ki 19:21 .
,
 erven degenen, Zie op vs.1. Maar dewijl men nergens leest dat de tien weggevoerde stammen weder in hun tijdelijk bezit gebracht zijn [hoewel enige burgers van de stammen met Juda zijn wedergekeerd] moet dit geestelijk verstaan worden alzo, dat God wel vooreerst het recht der erfenis, dat Hij zijn volk gegeven had, tegen de Ammonieten, als onrechtvaardige bezitters, heeft uitgevoerd, dezen uit zijn volks land verdrijvende, en Israël daardoor voor den rechten erfgenaam van dien verklarende; maar daarna zijn rechte Israël tot hun volkomen bezit gebracht, in hun hoofd, den Messias, wiens koninkrijk Hij alle volken heeft onderworpen, en zijne gelovigen hem tot broeders en medeërfgenamen gegeven. Zie Psa 2:8 ; Rom 8:17 , enz., en Rev 11:15 , en vergelijk Isa 11:14 ; Eze 25:14 , met de aantekening.
3Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.
 Hesbon Als een naburige stad, die Gad ook toebehoorde; Jos 21:39 .
,
 Ai is verstoord; Een ander Ai, gelijk Jos 7 .
,
 dochteren van Rabba, Daardoor kan men hier verstaan de vrouwen en jonge dochters te Rabba wonende. Vergelijk Luk 23:28 .
,
 zakken aan, Zie Gen 37:34 .
,
 tuinen; Of, heiningmuren; gelijk verbaasde en benauwde mensen, niet wetende waar gij schuilen of heen vluchten zult.
,
 Malcham zal wandelen in gevangenis, Zie gelijke manier van spreken van Kamos, den afgod der Moabieten, boven Jer 48:7 , en Amo 1:15 .
4Wat roemt gij op uw dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, zeggende: Wie zou tegen mij komen?
 dalen? Of, diepten, diepe plaatsen, waarin gij meent besloten en verzekerd te zijn.
,
 dal is weggevloten, Dat is, uwe laagten, valleien en diepten strekken u niet voor valleien, dat gij u daarin zoudt kunnen bergen; of al het gewas der dalen is zo licht als water vervloten; of de inwoners der valleien zijn als water verlopen. Dal noch berg kan u helpen, wil God zeggen.
,
 afkerige dochter Zie Amo 1:13 , en Zep 2:8 . Zij waren wel van Lots afkomst, [daarom had hen God ook eertijds verschoond], maar daarna zijn ze zeer bittere vijanden van Gods volk geworden, en als zodanigen scherp gestraft.
,
 schatten vertrouwt, Anders: verborgen, verholen plaatsen.
,
 Wie zou tegen mij komen? Dat is, wie zou zo stout of machtig zijn, dat hij mij zou durven aantasten. Vergelijk boven Jer 21:13 .
5Ziet, Ik zal vreze over u brengen, spreekt de Heere, de Heere der heirscharen, van allen, die rondom u zijn, en gijlieden zult, een iegelijk voor zich henen, uitgedreven worden, en niemand zal den omdolende vergaderen.
 die rondom u zijn, Of, van alle plaatsen rondom u.
,
 voor zich henen, Hebreeuws, voor zijn aangezicht; dat is, voor zich heen, in het wild, waar hij slechts kan heenvluchten.
,
 vergaderen Dat is, zich zijner ontfermen, dat hij hem op of inneme en herberge.
6Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de Heere.
 wenden, Gelijk boven Jer 48:47 , en onder vs.39.
7Tegen Edom zegt de Heere der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden?
 Edom Dat is, nakomelingen van Ezau.
,
 Is er dan geen wijsheid meer Vergelijk Oba 1:8-9 .
,
 Theman? Theman en Dedan waren twee steden der Edomieten, op bergen gelegen, aan het oosteinde van Ezau's gebergte, achter het zuideinde van de Dode Zee, naar uitwijzen van enige kaarten. Theman was Ezau's zoonszoon, uit Elifaz, waarvan deze stad zonder twijfel den naam heeft. Zie Gen 36:10-11 .
,
 verstandigen? Anders, [hunne] kinderen.
,
 onnut geworden? Het Hebreeuwse woord betekent gemeenlijk overtollig, overig en geil worden; en hier voorts onnut, vergeefs, ijdel, of ondienstig worden.
8Vliedt, wendt u, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want Ik heb Ezau’s verderf over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb.
 woont in diepe plaatsen, Hebreeuws, verdiept u om te wonen, of met wonen, of blijven. Versta, om u te bergen. Alzo onder vs.30.
,
 Dedan Zie op vs.7 van een omtrek in Arabië, alzo genoemd. Zie boven, Jer 25:23 , en Gen 25:3 . Het kan zijn dat beide, de stad in Edom en het land in Arabië, een oorsprong hebben, omdat zij niet ver van elkander gelegen waren. Vergelijk boven Jer 25:23 .
,
  heb Ezau's Dat is, Ik zal het zekerlijk doen.
,
 verderf over hem gebracht, Of, ondergang.
,
 dat Ik hem bezocht heb Dat is, den tijd zijner bezoeking, gelijk God elders spreekt, dat is, zijner straf. Zie Gen 21:1 .
9Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? Zo er dieven bij nacht gekomen waren, zouden zij niet verdorven hebben zoveel hun genoeg ware?
 wijnlezers Of, druivensnijders.
,
 verdorven hebben Dat is, u ontnomen of gestolen hebben, [vergelijk Oba 1:5 ] , hetwelk gemeenlijk met verderven en verwoesten van huis of goed geschiedt.
,
 zoveel hun genoeg ware? Hebreeuws, hunlieder genoegzaamheid, latende wat over [wil de Heere zeggen] of niet meer nemende dan zij bekwamelijk konden wegbrengen of mededragen; maar Ik zal anders met hem handelen, hem bloot en kaal makende, dat hij niets overhebbe, gelijk in het volgende verklaard wordt.
10Maar Ik heb Ezau ontbloot, Ik heb zijn verborgene plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken; zijn zaad is verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij is er niet meer.
 hij is er niet meer Sommigen hechten deze woorden aan vs.11, met enige bijvoeging, aldus: Hij is er niet [die zegt]; dan is de zin van het volgende klaar; te weten dat er niemand zal zijn, die zich zijner wezen of weduwen zal ontfermen. Anderen verstaan dat God met de volgende woorden Ezau spottenderwijze aanspreekt, alsof Hij zeide: Gij behoeft niet te denken dat uwe wezen en weduwen bij mij gunst zullen vinden; laat gij hen na, Ik zal mijne oordelen voorts vervolgen over uw zaad en alles wat er van u zou mogen overblijven.
11Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. 12Want zo zegt de Heere: Ziet, degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken.
 oordeel Dat is, die het zo niet verdiend hebben als gij; te weten de vromen onder mijn eigen volk; vergelijk boven Jer 25:29 , en zie Deu 19:6 .
,
 beker te drinken, Mijns toorns.
,
 ganselijk drinken; Hebreeuws, drinkende drinken; dat is, zullen het niet ontgaan, zij zullen moet gestraft worden.
,
 enigszins onschuldig gehouden worden? Hebreeuws, onschuldig zijnde, of gehouden wordende, onschuldig worden gehouden; dat is, enigszins ongestraft blijven; zie 1Ki 2:9 , en boven Jer 25:29 .
,
 ganselijk drinken Hebreeuws, drinkende drinken.
13Want Ik heb bij Mijzelven gezworen, spreekt de Heere, dat Bozra worden zal tot een ontzetting, tot een smaadheid, tot een woestheid, en tot een vloek; en al haar steden zullen worden tot eeuwige woestheden.
 Bozra De hoofdstad der Edomieten, in de Schriftuur dikwijls vermeld.
,
 woestheid, Of, eenzaamheid, verwoesting; gelijk boven Jer 25:9 , Jer 25:18 , enz.
,
 haar steden Plaatsen die onder Bozra behoren.
,
 eeuwige woestheden Hebreeuws, woestheden der eeuwigheid.
14Ik heb een gerucht gehoord van den Heere, en er is een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen: Vergadert u, en komt aan tegen haar, en maakt u op ten strijde.
 gerucht gehoord Of, rumoer, tijding. Hebreeuws eigenlijk, ene horing gehoord; vergelijk Oba 1:1-3 , enz., van den HEERE; dat is, de Heere heeft mij deze tijding geopenbaard, of, welk gerucht de Heere beschikt heeft, verwekkende den koning van Babel tegen Edom.
,
 gezant geschikt Dat is, Ik heb het door mijn goddelijke voorzienigheid beschikt dat zij, als op een bijzonder bevel of mijne aanmaning, zullen doen gelijk volgt; vergelijk boven Jer 25:9 , met de aantekening. Of, [gelijk sommigen] de koning van Babel heeft een ambassadeur uitgezonden om de volken tegen Edom op te maken, enz.; hetwelk van God alzo beschikt is.
,
 haar, Bozra of Edom; gelijk hier doorgaans van deze volken en landen nu in het vrouwelijk, dan in het mannelijk geslacht gesproken wordt; vergelijk boven Jer 48:4 .
15Want zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder de mensen.
 gemaakt onder de heidenen, Hebreeuws, gegeven, gesteld; dat is, Ik heb verordineerd dat gij tot zulken ellendigen en verachten staat zult gebracht worden, dat gij met geen andere volken zult mogen vergeleken worden.
16Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al zoudt gij uw nest zo hoog maken als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de Heere.
 schrikkelijkheid Waarmede gij anderen voor u deedt schrikken, gruwen, beven en schudden, vermits uwen trots en uw vreeslijk bergachtig land, dat niemand dorst genaken.
,
 bedrogen, Want gij hebt u daarop tevergeefs verlaten.
,
 steenrotsen, Hebreeuws, steenrots of klip.
,
 u houdt op de hoogte der heuvelen Hebreeuws, houdt de hoogte des heuvels.
17Alzo zal Edom worden tot een ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen.
 ontzetting; Anders, verwoesting.
,
 fluiten over al haar plagen Of, sijfelen, schuifelen, pijpen, enz. Zie boven Jer 18:16 .
18Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de Heere; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.
  omkering van Sodom en Gomórra Vergelijk onder Jer 50:40 .
,
 naburen, Adama en Zeboïm, en de omliggende plaatsen, de ganse aangelegen omtrek.
,
 zal het zijn, Te weten met Edom. Dit andere lid dezer vergelijking is tot aanvulling van den zin ingevoegd, gelijk sommigen ook doen in het begin van vs.19.
,
 daar wonen, In het land der Edomieten, dat van de Babyloniërs overheerd zijnde, voorts van tijd tot tijd alzo zal worden verwoest, dat het ten laatste gans verwoest en onbewoond zij.
19Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hem in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is die herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou?
 leeuw Die zijn gewoonlijke legerplaats moet verlaten en met grimmigheid al brullende in der haast opklimmen naar het gebergte, wanneer de Jordaan aan alle kanten overloopt en de leeuwen vandaar jaagt. [Zie boven Jer 12:5 , en vergelijk Zec 11:3 ] . Alzo zal de koning van Babel met verstoord gemoed optrekken naar het gebergte der Edomieten. Of, gelijk een leeuw opklimt vermits de opzwelling der Jordaan, [alzo zal hij opkomen] tegen, enz., in denzelfden zin. Vergelijk onder Jer 50:44 , van Cyrus' aankomst tegen Babel. Anders, [want deze plaats wordt verscheidenlijk overgezet en verklaard] gelijk een leeuw zal hij optrekken van de hovaardige of stoute Jordaan tegen, enz.; dat is, Nebukadnezar zal optrekken naar Edom als hij het Joodse land zal hebben overheerd, hetwelk de Edomieten zich niet konden inbeelden, maar waren vrolijk over de ellenden van Juda.
,
 sterke woning; Of, ruw, hard; dat is, het bergachtige land der Edomieten. Anders: lieflijke woning des sterken; verstaan dat hier gesproken wordt van de stoute aanslagen der Edomieten, die opgeblazener dan de Jordaan waren in het vijandelijk optrekken tegen Gods volk en huis, doch tevergeefs en met een bespottelijke uitkomst.
,
 hem Edom.
,
 in een ogenblik Dat is, plotseling, onvoorziens; alzo is het Hebreeuwse woord genomen Pro 12:19 . Anders: wanneer Ik [hem] zal hebben laten rusten; dat is, nadat Edom lang in rust zal hebben gezeten, zal Ik hem, enz.
,
 daaruit doen lopen; Hebreeuws, uit hen; dat is, uit den omtrek of het land van Idumea. Zie boven vs.14, alzo in de volgende woorden.
,
 bestellen; Of, last, commissie, bevel geven over hen. Versta, den koning Nubakadnezar, dien God daarom zijnen knecht noemt. Zie boven Jer 25:9 . Anders: wie uitgelezen is, dien, enz.; dat is, het zal mij niet ontbreken aan dienstige instrumenten, die Ik neem vanwaar het mij belieft, om dien stouten Edom te bedwingen en uit te roeien.
,
 dagvaarden, In recht betrekken, of mij tijd, termijn stellen, dat Ik tegen hem zou moeten pleiten? Of, wie zal mij maat en tijd stellen in mijne werken? Zie Job 9:19 , met de aantekening.
,
 herder, Dat is, koning, regent, of voorstander. Vergelijk 2Sa 5:2 , en boven Jer 6:3 , en Jer 10:21 , en Jer 12:10 , enz.
,
 voor Mijn aangezicht bestaan zou? Anders tegen, in enen zin, dat is, wat koning of monarch zou mijn tegenpartij kunnen zijn?
20Daarom hoort des Heeren raadslag, dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indiën hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten!
 gedachten, Dat is, voornemen, besluit, dat Hij gemaakt heeft. Vergelijk onder vs.30.
,
 Theman Zie boven vs.7.
,
 Zo de Dit zijn twee afgebroken redenen, in het eedzweren gebruikelijk. Zie Deu 1:35 .
,
 geringsten van de kudde De minste van Nebukadnezars krijgslieden. Vergelijk boven Jer 6:3 .
,
 hen niet zullen nedertrekken Dat is, hunne vestingen ter aarde slechten. Vergelijk 2Sa 17:13 , of, hunne lichamen langs de aarde slepen, gelijk boven Jer 15:3 , en Jer 22:19 .
,
 hun hunlieder woning De vijand, of een ieder van hen, of indien men, enz.
,
 boven hen zal verwoesten Gelijk men zegt dat een huis iemand boven zijn hoofd wordt afgebroken of afgebrand. Vergelijk 1Ki 16:18 , met de aantekening. Anders, met hen.
21De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord is bij de Schelfzee.
 Schelfzee Dat is, de Rode Zee; de zin is dat hun gekrijt zeer ver vandaar zal gehoord worden, alzo de Schelfzee van Edom ver afgelegen was in het zuiden, aan Egypte. Anders aldus: Het geluid des gekrijts is gehoord bij de Schelfzee.
22Ziet, hij zal opkomen en snel vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is.
 snel vliegen, Gelijk boven Jer 48:40 . Versta Nebukadnezar.
,
 hart van Edoms helden Gelijk boven Jer 48:41 .
23Tegen Damaskus. Beschaamd is Hamath en Arpad; omdat zij een boos gerucht gehoord hebben, zijn zij gesmolten; bij de zee is bekommernis, men kan er niet rusten.
 Damaskus Zie Gen 14:15 , en 2Sa 8:5 .
,
 Hamath Zie Num 13:21 , en Num 34:8 .
,
 Arpad; Deze stad wordt ook bij Hamath genoemd 2Ki 18:34 , zie aldaar.
,
 gerucht gehoord hebben, Gelijk boven vs.14.
,
 gesmolten; Dat is, versaagd en moedeloos geworden. Zie Deu 1:28 .
,
 zee is bekommernis, Dit is, bij diegenen, die aan de zee wonen, genoemd de zee van Syrië en Fenicië, waar Damaskus en Hamath ook niet ver van lagen. Anders, [gelijk die] in de zee [in] bekommernis is [en] niet rusten kan.
,
 rusten Of, stil zijn.
24Damaskus is slap geworden, zij heeft zich gewend, om te vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen; benauwdheid en smarten als van een barende vrouw hebben haar bevangen;
 slap geworden, Vergelijk 2Sa 4:1 .
,
 hebben haar bevangen; Hebreeuws, heeft.
25Hoe is de beroemde stad niet gelaten, de stad Mijner vrolijkheid!
 Hoe is de Woorden van een Damascener of Syriër, die aldus klagende wordt ingevoerd, alsof hij zeide: Ach, die stad behoorde de vijand toch gelaten en verschoond te hebben, enz.
,
 beroemde stad Hebreeuws, stad des roems, of lofs; vergelijk onder Jer 51:41 .
,
 Mijner vrolijkheid Dat is, waarover ik mij verheugde.
26Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten; en al haar krijgslieden zullen te dien dage nedergehouwen worden, spreekt de Heere der heirscharen.
 Daarom Opdat men zekerlijk wete dat Damaskus niet verschoond of gelaten en overgezien zal worden.
,
 vallen op haar straten; Of, liggen, zijnde verslagen.
27En Ik zal een vuur aansteken in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen verteren.
 vuur aansteken Van plagen en ellenden, oorlog en verwoesting; zie Job 15:34 .
,
 Benhadads paleizen verteren Van den machtigen vermaarden koning van Syrië. Zie 1Ki 15:18 , 1Ki 15:20 , en 1Ki 20:1 , enz. Versta, de paleizen der koningen van Syrië, alzo Amo 1:4 .
28Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de Heere alzo: Maakt u op, trekt op tegen Kedar, en verstoort de kinderen van het oosten.
 Tegen Of, van.
,
 Kedar, Vermeld boven Jer 2:10 ; zie aldaar.
,
 Hazor, Hebreeuws, Chatsor; zie Jos 11:10-11 , en Jos 15:23 , Jos 15:25 , en Jos 19:36 ; 1Ki 9:15 ; 2Ki 15:29 ; uit vergelijking van welke plaatsen blijkt dat er verscheidene steden van dezen naam geweest zijn, zo in het noorden als in het zuiden van Kanaän, doch hier verstaan sommigen, dat gemeend worden de omstreken in woest Arabië, waarheen de Hazorieten zich begeven hebben nadat Jozua die stad verbrand, en ook naderhand Barak Jabin verslagen had. Hetwelk met de bijvoeging van Kedar en de kinderen van het Oosten niet kwalijk overeenkomt; vergelijk boven Jer 25:24 .
,
 sloeg, Gelijk boven Jer 46:2 .
,
 oosten Zie Jdg 6:3 .
29Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen; en zij zullen tegen hen uitroepen: Schrik van rondom!
 Schrik van rondom Gelijk boven Jer 6:25 , en hier boven vs.5. Anders: een schrik rondom tegen hen uitroepen.
30Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt de Heere; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag tegen ulieden beraadslaagd, en een gedachte tegen hen gedacht.
 fluks henen weg, Hebreeuws, zeer.
,
 woont in diepe plaatsen, Gelijk boven vs.8.
,
 raadslag tegen ulieden beraadslaagd, Boven vs.20.
31Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de Heere; dat geen deuren noch grendel heeft, die alleen wonen.
 zekerheid woont, Dat is, zeker en zorgeloos is.
,
 deuren noch grendel heeft, Omdat deze Arabieren in tenten woonden, gene huizen hadden en geen vijand vreesden. Zie Jdg 8:11 , met de aantekening, en vergelijk Num 23:9 ; Deu 33:28 ; Mic 7:14 .
32En hun kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, te weten degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de Heere.
 alle winden, Hebreeuws, allen wind; dit is in alle hoeken der wereld, alzo onder vs.36; Eze 5:10 , en Eze 17:21 , enz.
,
 hoeken afgekort zijn; Zie boven Jer 9:26 .
,
 zijn zijden aanbrengen, Des Kedars, of Hazors zijden, of passages.
33En Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.
 drakenwoning, Gelijk boven Jer 9:11 .
,
 niemand zal daar wonen, Gelij boven vs.18.
34Het woord des Heeren, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende:
 tegen Elam, Of, van Elam, aangaande Elam, dat is, de Perzen, of een zeker volk in Perzië. Zie boven Jer 25:25 , en Isa 21:2 .
35Zo zegt de Heere der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld.
 Elams boog, Dat is, der Elamieten, alzo in het volgende. Vergelijk Isa 22:6 .
,
 voornaamste van hunlieder geweld Of, het beginsel; dat is, waarin hun voornaamste krijgsmacht bestaat, of waardoor zij begonnen hebben machtig te worden, te weten dat zij kloeke boogschutters waren. Sommigen menen dat zij daarom ook, nevens andere volken, van Nebukadnezar in zijne heirkracht tegen Juda en Jeruzalem gebruikt zijn, en Gods volk zeer getiranniseerd hebben, en dat dit daarom hier tegen hen geprofeteerd is, gelijk zij ook de Tyriërs gediend hebben, Eze 27:10 . Doch wanneer deze profetie vervuld is, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen menen dat het geschied is door de Schytische volken, omtrent dien tijd als Nebukadnezar overal bezig was om Juda en andere volken te overmeesteren, en voorts daarna; zie Eze 38:2 . Anderen, dat het is vervuld als Alexander de Grote den koning van Perzië overwonnen en de monarchie aan zich gebracht had, en voorts na zijnen dood. Het is altoos zeker, dat zij de waarheid dezer profetie verscheidenlijk hebben ondervonden.
36En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen.
 vier winden Dat is, de vijanden van alle kanten.
,
 verstrooien; Gelijk boven vs.32.
,
 zullen komen Hebreeuws, zal, dat is, van hun verdreven volk zal er overal zijn.
37En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid mijns toorns, spreekt de Heere; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.
 hun ziel zoeken, Dat is, die hen naar het leven staan; gelijk boven dikwijls zie Exo 4:19 , en 2Sa 4:8 .
,
 kwaad over hen brengen, Der straf.
,
 totdat Ik hen verteerd zal hebben Gelijk boven Jer 9:16 , en Jer 14:12 .
38En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de Heere;
 troon in Elam stellen; Des gerichts, gelijk de volgende woorden uitwijzen.
39Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden zal , spreekt de Heere.
 wenden zal, Zie boven vs.6, en Jer 48:47 , en vergelijk Act 2:9 .
Copyright information for DutSVVA